Deontologische code
Artikel 1
Om lid te zijn van de beroepsvereniging dient de detective vergund te zijn door FOD Binnenlandse Zaken. Hij wordt geacht betrouwbaar en integer te zijn, en ter goeder trouw te handelen. Hij moet tevens over de nodige vaardigheden, kwalificaties en ervaring beschikken om de taken, hem toevertrouwd door zijn opdrachtgever, zo goed mogelijk uit te voeren.
Artikel 2
De technische kennis moet de detective in staat stellen zijn opdrachten deskundig en rechtsgeldig uit te voeren. De professionele opleidingen en bijscholingen die hij dient te volgen, zijn bepalend voor zijn juridische kennis.
De detective moet beschikken over de volgende kwaliteiten: billijkheid, loyaliteit, opmerkzaam zijn voor tegenstrijdigheden en onpartijdigheid.
Artikel 3
Een goede ingesteldheid is onontbeerlijk. Daar hij noch jager, strijder of huursoldaat is – verbindt hij zich ertoe de tegenpartij van zijn cliënt nooit als vijand te aanzien. Zijn beroep vereist respect voor alle partijen die in zijn dossiers voorkomen. De detective gebruikt geen negatieve termen en geeft nooit blijk van vooroordelen. Een geest van sportiviteit, fair play is onontbeerlijk.
Artikel 4
De detective is slechts een soort zintuig voor zijn opdrachtgever, een optisch hulpmiddel. Het is niet zijn taak een oordeel te vellen in de plaats van zijn opdrachtgever. Hij geeft raad binnen de grenzen van zijn vaardigheden of eigen ervaring, en begeeft zich niet op het vakterrein van advocaten, notarissen en van welke deskundige ook met wie hij in zijn dossiers in aanraking komt.
Artikel 5
De detective is vooreerst een zelfstandig ondernemer. Hij is volledig loyaliteit en exclusiviteit aan zijn opdrachtgever verschuldigd, en dit vanaf de eerste raadpleging, tot zelfs na afsluiting van een opdracht.
Artikel 6
Indien het risico van een belangenconflict zich stelt:
- Wanneer hij een vriendschappelijke relatie heeft met de tegenpartij;
- Een geschil had of heeft met de tegenpartij;
- Gemeenschappelijke of uiteenlopende belangen heeft met de tegenpartij;
- Wanneer hij reeds in dezelfde zaak advies heeft gegeven.
De detective moet in dergelijke situatie ten allen tijde afstand in deze zaak.
Artikel 7
De efficiënte bevraging van diegene die het voorwerp uitmaakt van een onderzoek van een detective of van diegene die interessante informatie heeft, is in vele gevallen slechts mogelijk indien de detective zijn ware hoedanigheid of identiteit verzwijgt. De strafwet verbiedt dit niet.
Wat zijn identiteit betreft, is het formeel verboden om in het openbaar een denkbeeldige naam te gebruiken. Anderzijds kan hij zich voorstellen aan derden als een persoon met een beroep naar keuze, met uitzondering van:
- Openbare functies (Artikel 227 Strafwetboek);
- Agent van overheidsinstanties of ambtenaren;
- Uitoefenaar van een gereglementeerd beroep.
Hij dient er tevens op eigen initiatief voor te zorgen dat er noch misverstand, noch verwarring kan ontstaan bij eventuele bevraagden al is hij uitoefenaar van bovenstaande beroepen. Bovendien zorgt hij ervoor dat zijn dekmantel en/of uitvlucht op geen enkele manier direct of indirect schade kan toebrengen aan eender welke natuurlijke of rechtspersoon, in België of in het buitenland.
Artikel 8
De privédetective is geen medewerker van justitie. In zijn handelingen wordt hij steeds geacht de in België geldende wetten en decreten te respecteren, zodat het verslag dat hij opstelt en ondertekend aan zijn opdrachtgever overmaakt rechtsgeldig is, en toelaatbaar voor de rechtbank indien de noodzaak zich stelt, zelfs na ondertekening van een overeenkomst.
Artikel 9
De totstandkoming en het beheer van een dossier gebeurt met de grootste zorg voor de inachtneming van de wettelijke voorschriften, te beginnen met het bestuderen van de mogelijke aanvaarding van de voorgestelde opdracht. Daar de opdrachtgever in principe de werking en de wettelijke voorschriften niet kent, beoordeelt de detective in eer en geweten en zonder zelfgenoegzaamheid in zijn redenering en zijn argumentatie; of de voorgestelde opdracht legitiem is en zijn operationele strategie proportioneel aangepast is aan de zaak. Bij niet-aanvaarding wordt de detective geacht de juridische of andere redenen hiervan duidelijk uit te leggen aan de opdrachtgever.
Artikel 10
Volgende onderzoeksdomeinen zijn verboden door de wet van 19 juli 1991 die het beroep van privédetective regelt. Het is de detective ten strengste verboden deze te omzeilen. Het betreft het onderzoek naar:
- Politieke, godsdienstige, filosofische- of geloofsovertuiging en lidmaatschap van een ziekenfonds;
- Seksuele geaardheid, seksueel leven;
- Gezondsheidstoestand – gezondsheidsgegevens;
- Raciale of etnische akomst;
- Gerechtelijke gegevens.
Artikel 11
Leden van de Beroepsvereniging tonen respect, collegialiteit en beleefdheid tegenover de medeleden. Hij onthoudt zich teven van negatieve vooroordelen en uitspraken.
Artikel 12
Volgende middelen en methoden van informatie-inwinning zijn bij wet verboden:
- Het maken van beeldopnamen buiten openbare ruimtes;
- Het gebruik van afluisterapparatuur of afluisteren van telefoongesprekken;
- Het onderscheppen van brieven en privé- en telefoongesprekken.
De detective is verplicht zich te houden aan het wettelijk kader en mag in geen geval zwichten voor druk of aanbiedingen van zijn opdrachtgever, advocaten of van gelijk welke adviseur in een zaak.
Artikel 13
Onderaannemers of medewerkers van leden van de Beroepsvereniging worden met dezelfde vorm van respect behandeld als leden van de Beroepsvereniging zelf. Ongeacht het gedrag van de opdrachtgever, maar met uitzondering van ernstig professioneel wangedrag van eerstgenoemden, worden prestaties correct en volledig betaald. Een gezonde samenwerking van leden onderling zorgt voor win-win situaties gericht op tevredenheid van beide partijen.
Artikel 14
Geschillen tussen leden van de Beroepsvereniging worden op verzoek van minstens één van hen voorgelegd aan de tuchtcommissie, bemiddeling en arbitrage (Artikel 3, 12 tot 15 van onze statuten). Deze zullen bijeenkomen, het geschil bestuderen en de betrokken partijen horen. De conclusies hiervan worden bij de Raad van Bestuur neergelegd, welke in laatste fase zal beslissen, en haar beslissing of advies motiveert.
De tuchtkamer, de bemiddeling en de arbitrage kan worden ingeschakeld door een lid van de Beroepsvereniging, een medewerker die op zich geen lid is van de Beroepsvereniging of een opdrachtgever die gebruik gemaakt heeft van de diensten van een lid van de Beroepsvereniging én hem hiervoor heeft vergoed.
Artikel 15
De Raad van Bestuur is gemachtigd op eigen initiatief leden voor de tuchtraad, bemiddeling of arbitrage te brengen indien hun gedrag in strijd is met de huidige geldende gedragscode. Elk lid van de Beroepsvereniging verbindt zich onherroepelijk, door ondertekening van de gedragscode, elk besluit van de Raad van Bestuur te respecteren.
Artikel 16
De detective is onderworpen aan een algemene verplichting tot beroepsgeheim, ook geheimhoudings- of discretieplicht genoemd. De detective maakt geen enkel dossier openbaar, ook al is dit afgesloten. Noch onthult hij de naam van zijn cliënten. Hij geeft nooit een verklaring voor commerciële doeleinden, functies die hij mogelijk kan innemen of zou kunnen hebben ingenomen in de huidige Beroepsvereniging;
Artikel 17
Het aangerekende uurloon van de detective is geheel vrij en wordt bepaald naar eigen goeddunk en vermogen. De detective verbindt zich ertoe met zijn opdrachtgever de uurtarieven en vergoedingen van welke aard dan ook, vast te leggen in de overeenkomst, evenals zijn verantwoordelijkheden, de aard van de opdracht en het doel van de diensten die zullen worden geleverd. Drie hoofdbeginselen worden hierbij in acht genomen: de noodzaak, de subsidiariteit en de proportionaliteit om het gewenste resultaat van de opdracht te bereiken. De detective past hierbij steeds het principe van “als een goed huisvader” toe, en handelt ten allen tijde hiernaar.